Aardig zijn
(15 november 2009)
Een aantal weken terug heb ik voor mezelf besloten dat onze samenleving niet aardig is. Nu staan de Nederlanders al eeuwen in de wereld bekend als plurkse, onbeleefde knurften, maar het kan allemaal ook te ver gaan.
In mijn ogen gaat het te ver. Onze samenleving verhardt en verruwt, zoals men dat noemt. “Men’ is dan iedereen, we hebben het er allemaal over. Buiten dan een aantal groepen en groepjes die zichzelf achten buiten de samenleving te staan en nergens over mee willen praten, en voor wie dat mogelijk is juist doordat die samenleving is hoe is ze is wat betreft liberale en vrije wetgeving op een aantal gebieden.
Maar daar gaat het niet over nu. Het gaat over “de Nederlander”, ook al bestaat die niet volgens Willem Alexanders vrouw Maxima van Oranje.
“De Nederlander” bestaat wel, alleen achten Nederlanders zich niet graag “de Nederlander” in hun overdreven ijver “zichzelf” te zijn en “dus” anders dan anderen. Wij Nederlanders zijn niet beleefd, niet voorkomend, niet altijd even aardig, verbaal onbegaafd geworden waardoor we vaak beledigen als we wat zeggen, willen altijd gelijk hebben én krijgen, en we zijn gewoon een stel zeurderige zuurpruimen geworden in onze rijkdom.
Onze buren de Duitsers en Vlamingen zijn niet onaardig. Ze zeggen dingen niet in een overconsumptie aan “vrijheid van meningsuiting”, ze beledigen niet constant en nonstop, ze zeggen gewoon nog “U” tegen vreemden, kinderen zeggen “U” tegen leraren en onderwijzers, en vreemden op straat worden niet altijd zomaar idioot bejegend als ze wat vragen.
In die landen is U nog U; jij is voorbehouden aan nauwe vrienden, familie, partners of anderen die dichtbij staan. Collega’s zijn U, ouderen zijn U, vreemden zijn U, klanten zijn U, gezagsdragers zijn U, leraren en onderwijzers zijn voor leerlingen en studenten U, iedereen is U die U behoort te zijn.
In de Nederlandse oren en ogen staat U gelijk aan nederigheid, of onderdanigheid. Het gelijkheidsdenken is hier doorgeschoten naar een overdreven vorm van iedereen op gelijke wijze aan mogen spreken alsof het je broertjes of buurjongetjes zijn.
U is geen onderdanigheid of nederigheid. U is respect tonen. Het respect tonen waar iedereen in dit land de mond vol van heeft, doch dat nergens mee vormgegeven wordt.
Zoals rouwen vormgegeven wordt door zwarte kleding, door rituelen of andere zaken, zo wordt respect ook vormgegeven door iets dat feitelijk dus inderdaad vormgeving zou moeten heten.
Met U zeggen geef je vorm aan respect, niet door alleen maar te zeggen dat iedereen respect verdient. Dat laatste is sowieso al niet waar, er is geen enkele reden om iedereen maar klakkeloos te respecteren. Maar dat is ook weer iets anders.
Iets bestaat als het vorm heeft. Ik kan praten over een huis dat ik wil bouwen, maar als ik niet bouw en geen vorm creëer dan bestaat dat huis niet. Zo zie ik dat ook met respect: je kunt respect willen laten bestaan, maar je zult dat dan vervolgens wél vorm moeten geven óm het te laten bestaan. Bijvoorbeeld door de wijze van aanspreken van mensen om je heen, of door hoe er over mensen of zaken gesproken wordt, of wat dan ook.
Daarom ben ik een paar weken terug begonnen met het voorbeeld proberen te geven. Op m’n werk ben ik begonnen met U te zeggen tegen de collega’s, in de raadszaal ben ik begonnen met U te zeggen tegen de politieke collega’s, mijn ouders spreek ik aan met U (is er vroeger ingeprogrammeerd...) en in winkels zeg ik tegen alle personeel U. Eigenlijk in alle situaties waarin ik geen nauwe vrienden spreek, of familie, of andere verwanten, zeg ik U. Behalve tegen kinderen, juist om het verschil aan kinderen te leren over de plaats waar kinderen staan in deze samenleving en waar volwassenen staan. Respect, daar ging het om toch tenslotte?
Maar omdat ik een Nederlander ben, en nog wel ééntje met een vrij grote mond, vergeet ik het U zeggen ongeveer in tweederde van de gevallen. Niet omdat ik het niet wil, maar door de totale gewenning die opgetreden is aan dat te pas en onpas jij, jou en jouw roepen.
Doch het gaat lukken, respect kan weer terugkomen in onze plurkse en knurftige samenleving. Als we beginnen met dat respect eerst vorm te geven zodat het ook daadwerkelijk bestaat. Daarna komt de rest wel, U zeggen is een mooi begin!
Hans Langbroek
|